Aangezien Abram al een EAK Kestein letter kettingwiel had bemachtigd (zie Fran-kestein blijkt Gazelle uit 1926!), ging hij op zoek naar een Kestein transportfiets, en vond deze ook nog!
Zie de kenmerkende nokken en lugs op de voor- en achtervork, zoals ook hier te zien. Juncker had die ook, maar Juncker modellen hiermee hebben een doorlopende balhoofdbuis, en Kestein niet. Wel typisch dat de spatbordstangen er niet aan vast zitten. Blijkbaar zijn de spatborden en stangen al eens vervangen, door langere exemplaren die voor op de as bedoelt zijn (en dus te lang voor op de lugs).
Erjeka zadel:
Doortrapper achternaaf:
Het framenummer is 40353:
Het framenummer is ook nog eens een bevestiging dat dit geen Juncker is (die hebben een framenummer van 4 cijfers en een letter).
De achternaaf is een Fichel & Sachs doortrapper. Deze is helaas stuk, maar kon aan de hand van de cups wel gedateerd worden tot 1935 (as en conussen waren niet meer origineel, dus daarop geen jaartal), waardoor de leeftijd van de fiets dus ook bekend is (en wat ik vrij spoedig ook gaat checken bij mijn jaren ’20 fiets!):
Toevallig had Abram snel een vervangende naaf gevonden (hoe hij dat doet, geen idee, ik vind ze vrijwel niet!:)):
De EAK Kestein crank uit 1931, afkomstig van de Fran-kestein, is inmiddels ook gerestaureerd. Voor het lassen:
En na het opnieuw vastlassen van het kettingblad:
Nog onbekend of die zwart gelakt of vernikkeld gaat worden.
De eerder besproken transportfietsen met E.A.K. Kestein letterwiel is overgenomen door Abram. Nu blijkt het geen Kestein te zijn. Maar deze voormalige “Fran-kestein” van Charles (niet te verwarren met deze Frankenstein van Charles), wat een samenraapsel was van onderdelen die Charles ooit weggegeven had, blijkt een Gazelle te zijn. En niet zomaar eentje, maar een uit 1926! Daarmee de een na de oudste bekende Gazelle transportfiets. Of wat er nog van over is in ieder geval.
Gazelle op de balhoofdbuis:
Framenummer 236914, dus uit 1926:
De typische voorvork kroon van Gazelle uit de jaren ’20, oorspronkelijk vernikkeld:
Gazelle balhoofd, ook oorspronkelijk vernikkeld:
Dubieuze constructie:
Zoals de Gazelle er ooit nieuw uit heeft gezien (uit de folder van 1925):
Het E.A.K. Kestein crankstel. Deze hoort dus niet bij de fiets, maar is zeker interessant:
Williams, letter “T”. Dus het kettingblad komt uit seizoen 1931/1932 volgens deze link. De Kestein folders van 1928 t/m 1934 laten geen letterwiel zien, maar blijkbaar hadden ze die dus wel.
Ook E.A.K. op de crank, dus het letterwiel en de crank horen in ieder geval bij elkaar:
Deze stond recent op marktplaats. Aangezien inmiddels bekend is dat de rest van de fiets een samenraapsel van onderdelen was, alleen dus een foto van het echte interessante onderdeel. In de prijscouranten van Kestein geen letter kettingwielen staan afgebeeld, is het een beetje een raadsel van wanneer dit kettingwiel dan is. Tot en met 1925 in ieder geval importeerde Kestein nog Göricke transportfietsen. En in de prijscouranten tussen 1928 en 1934 staan Kestein transportfietsen zonder letter kettingwiel afgebeeld. Dus dan zou hij van 1926-1927 of van na 1934 moeten zijn.
Ik had al een hint gegeven bij het posten van de advertenties van Göricke, en het is inmiddels bevestigd: de fiets met inwendige lugs van Sjoerd blijkt een Göricke te zijn, geimporteerd door Kestein. Het framenummer is 531758, en daarmee komt hij uit 1921, mogelijk 1920 volgens deze tabel. Ik heb Herbert Kuner er ook aandachtig naar laten kijken, en hij bevestigt de identificatie. Dus deze transportfiets van Sjoerd is daarmee de oudst bekende transportfiets (bestemd voor de Nederlandse markt)!
En de fiets zoals die uit de fabriek kwam:
Deze Göricke transportfietsen werden speciaal gebouwd voor de Nederlandse markt en geimporteerd door Kestein.
Het vermoeden bestond al dat het een oude fiets was, door de ingesoldeerde achterpadden, en de afwijkende framebouw.
De eerste aanwijzing dat het een Göricke is, is de bouw van het frame. Het frame is gebouwd met interne lugs, zogenaamde onzichtbare verbindingen. Ik ken drie merken die dat toepastten, Klaas Baving (zie folder uit 1914), R.S. Stokvis Cosmo (zie advertentie uit 1924), en de bovenstaande Göricke uit 1921 en 1922.
Wat typisch is voor de Göricke, is de enkele uitwendige lug voor de verbinding tussen de onderste bovenbuis en de zadelbuis. Niet alleen heeft de fiets van Sjoerd dit ook, hij heeft ook de afschuiningen van de lug.
Het framenummer komt ook overeen, kwa positie, orientatie en stijl cijfers, met de Göricke van Charles uit 1925. Het framenummer van de fiets van Sjoerd:
En die van Charles:
Het eerste cijfer van het framenummer van Sjoerd was nog onduidelijk of dat een 5 of 6 was, maar Sjoerd heeft inmiddels bevestigd dat het een 5 is.
De advertentie toont ook een stuurvergrendelingsknop. Dit zie je maar zelden bij transportfietsen, en is naast de Göricke uit 1921/1922 alleen nog bekend bij Rivertown 1924. Bij latere transportfietsen komt het niet meer voor. Bij de fiets van Sjoerd is de knop verdwenen, maar het gaatje ervoor is aanwezig.
Wat nog wat twijfel gaf, was de voorvork. De voorvork van de fiets van Sjoerd is geheel glad. De advertentie toont een bredere voorvork kroon.
Ik heb meerdere voorbeelden gevonden van duitse Göricke fietsen uit de jaren ’20, die een vergelijkbare gladde voorvork hebben, waarbij de bovenkant is vernikkeld, zoals dit voorbeeld uit 1924:
De voorvork past dus echt bij Göricke. De advertentie is een tekening op basis van een foto, dus dit kan een wat vertekend beeld geven.
De verdere details van deze fiets zal ik hier nogmaals herhalen:
Zoals te zien is er veel aan de fiets vervangen in de loop der tijd, zoals het stuur, voordrager (van het merk “Standaard”, dat bestond vanaf 1926), crankstel etc. Dit is ook verwacht voor zulke oude transportfietsen.
Sjoerd schreef over de herkomst van de fiets: “De Göricke stond in een boerenschuur in Kotten, vlak bij de Duitse grens. De voormalige boerderij is nu een uitspanning. Een goede kennis hier uit het dorp die ook interesse in oude fietsen heeft was daar gaan zitten om wat te drinken. Hij kwam met de vrouw die hem bediende aan de praat over oude fietsen en toen vertelde ze dat er nog een twee oude in de schuur stonden die van een oudoom waren geweest. Hij heeft die toen gekocht zonder een idee te hebben wat voor merk en hoe oud ze waren. Hij had er echter thuis geen plaats voor dus toen heb ik ze van hem overgenomen. De andere fiets bleek een herenfiets te zijn van begin jaren dertig. En de transportfiets was nog ouder weten we nu!”