Doortrapnaven en balhoofden

De afgelopen dagen lekker aan het puzzelen geweest. Ik heb een flink deel van de onderdelen voorraad van Abram overgenomen, waaronder balhoofden, trapassen en weer een transport doortrapper naaf. Ik heb nu van de 5 Fichtel & Sachs doortrap naven er in ieder geval 3 kompleet en werkend kunnen maken:

De achterste was al opnieuw vernikkeld door Abram. De andere twee zijn ook van Abram afkomstig. Eentje was al kompleet (jaren ’30), maar heb ik even de lagers nagekeken, en opnieuw gesmeerd. De andere was een lege huls uit de jaren ’20. Daar heb ik het binnenwerk uit een andere naaf ingezet (uit deze), waarvan de schroefdraad voor het tandwiel helaas niet bruikbaar is (er is een kleiner schroefdraad op getapt, waardoor tandwielen niet passen). Die naaf blijkt toch ouder dan de as en conussen deden vermoeden. Die gaven namelijk 1929 als jaartal. Maar de cups zijn uit 1924 en 1925. Dus was die as er pas 4 jaar later ingezet, of was die gewoon niet origineel? In ieder geval waren de cups zeker origineel, want de olie geleidende buis zat er nog in en was onbeschadigd.

Verder nog wat aan het puzzelen geweest met een doos balhoofden. Ik heb nog niet zoveel verstand van de maten die werden gebruikt. Maar ik meet binnenbalhoofdbuis diameters van 30, 32.2 en 33mm onder de balhoofden. Wat precies waarbij hoort is een beetje gokken, met name de bovenmoeren. Maar dit lijkt het meest waarschijnlijke:

Twee setjes zijn nog NOS, een nikkelen en verchoomde set. Bij de nikkelen set zijn twee delen wel flink roestiger dan de rest, dus mogelijk niet origineel onderdeel van die set. Verder nog wat los spul:

En verder nog een partij trapassen, normaal en transport gemengd. Hier zoals ik ze net had uitgepakt, en al even aan het puzzelen geweest om wat assen kompleter te maken:

Ook wat aparte inslag cup maten. Naast de welbekende 40, 45 en 45.4mm, ook 41, 42, 42.7 en 44mm. Ook enkele hele grote BSA cups (helaas geen 36mm voor Magneet stafietsen), waarvan eentje al naar Charles is vertrokken.

Verder nog een aantal kettingschermen, maar die heb ik nog niet uitgepakt.

Jeroen

Kestein van Abram uit 1935, deel 2: schade

De Kestein van Abram uit 1935, met werk:

Het Erjeka zadel:

De trapas is flink gaar. Het oliepotje mistte op het trapashuis, en het lager zat aan die kant vol modder.

De conus die “gesmeerd” was met modder:

Vervolg op:
Kestein uit 1935 van Abram, deel 1

Transportfiets van Jeroen uit 1924

Eindelijk heb ik een directe datering van mijn jaren ’20 transportfiets: 1924! Aangezien deze nog niet hier op de site staat, maar alleen op mijn blog, gelijk maar een artikel plaatsen 🙂

De fiets kocht ik in 2016. Inmiddels heb ik er meerdere toeren mee gereden, en de fiets al vaak genoeg over gesproken, dus het is een welbekend exemplaar.

Toen ik hem op marktplaats vond, had ik al het vermoeden dat het een vroeg exemplaar kon zijn aan de hand van de voordrager en de ingesoldeerde achterpadden. Die fiets had ik gekocht bij een antiek & curiosa handelaar in Ameide. Volgens de verkoper kwam deze fiets van een slager vandaan uit Middelbeers (slager nog niet kunnen traceren).

Onderweg uit Ameide

Mijn plan was toen om de 60km terug te fietsen op deze fiets nadat ik hem had opgehaald. Ik kwam halverwege, toen ging er iets mis in de achternaaf: meerdere kogels waren tot gruis vermaald. Gelukkig gebeurde dat vlakbij een treinstation, dus met de fiets in de trein verder naar huis.

De fiets bleek al eens gerestaureerd te zijn. Hij was geheel in de zinkverf gezet, en daar een dun laagje zwart over. Die zinkverf oxideerde door de zwarte lak heen, wat niet erg fraai was. Maar de fiets kwam wel heel makkelijk uit elkaar.

De fiets thuis voor enig werk eraan

De fiets had ik geheel uit elkaar gehaald, om alles te inspecteren, maar ook op zoek naar aanwijzingen voor datering en merk. Ik heb de fiets zeer behoudend gerestaureerd, ook met de nieuwere onderdelen erop gelaten. De fiets na mijn restauratie kort na de aanschaf:

Knoop zadel

De achterdrager en het kettingscherm zijn uit ongeveer de jaren ’50. De bel is verchroomd en ook het opstapje op de achternaaf en de zadelpen. Die zijn allen dus nieuwer. Gezien het pokdalige frame, heeft de fiets voor de vorige restauratie lang buiten staan roesten. Daarom verwacht ik dat ook de spatborden en het zadel niet origineel zijn. Ook het crankstel (kettingblad met 5 puntige ster) is te nieuw voor de fiets. De velgen hebben hetzelfde pokdalige oppervlak als de fiets, en de naven passen goed bij de rest van de fiets kwa leeftijd, dus die zijn vrij zeker origineel (er zitten wel nieuwe spaken in).

Het belangrijkste wat ik zelf heb toegevoegd zijn de vernikkelde Union transportpedalen, en zelfgemaakte houten handvatten. En de conussen in de naven heb ik vervangen, want die waren er heel slecht aan toe. En er zitten nu Vredestein Retro banden op. Verder zit alles er nog op als toen ik hem kocht.

De voordrager komt voor in prijscouranten van Velleman & Verdoner (Magneet) uit 1923 (en 1925, maar toen had Magneet al het latere model transportfiets dus toen was die afbeelding verouderd), Karel Cremers uit 1926 en A. Druyf uit 1925. Het is een van de eerste modellen echte zware voordragers.

Aan het frame zitten verschillende typerende kenmerken, zoals de ingesoldeerde achterpadden, D-vormige achtervorkbuis en een trapashuis voor BSA type trapas, waarbij de cups aan de voorzijde met spieën worden vastgezet. Ik ken tot nu toe maar twee andere transportfietsen (no. 1 & no. 2) met zo’n trapashuis.

Ingesoldeerde achterpadden
Onderste balhoofd lugs twee afzonderlijke lugs
Trapashuis, met spieën aan de voorzijde om de cups te borgen
Voorbeeld van de borgspieën (NOS)

Apart is dat de framebuizen te ver het trapashuis in steken, waardoor er ook schroefdraad op getapt is:

Op de onderkant van het trapashuis staat een B:

Dit model trapashuis werd o.a. gemaakt door Brampton, zie advertentie uit 1921.

Op het frame was helaas geen framenummer te bekennen, zowel op de zadellug als de achterpadden.

Op de trapas staat G.G., en de cups zijn verschillend, een van Bayliss Wiley en de ander van JHG (Gerkinet):

Het balhoofdlager was ook van een interessant model. Inmiddels ken ik die uit de folder van A. Druyf uit 1925. Dit model balhoofd is nog vrij lang daarna gebruikt, door Empo in ieder geval tot begin jaren ’40.

De eerste echte duidelijk aanwijzing voor datering was de achternaaf. Het is een doortrapper van Fichtel & Sachs. Het logo is nog het arend logo zonder cirkels eromheen. Dat maakt hem van 1929 of eerder.

Die naaf is heel lang een van mijn belangrijkste knooppunten geweest voor de datering van de fiets. Wat ik toen nog niet wist dat al die tijd het jaartal erin verborgen stond. Het was mij al bekend dat Fichtel & Sachs het jaartal op de conussen en as insloegen. Maar die waren niet origineel meer. Dus jaren lang had ik geen direct jaartal om aan de fiets te koppelen, maar ergens tussen ongeveer 1924 en 1929.

Toen vond Abram de oplossing: op de cups van de doortrapnaven van Fichtel & Sachs staat ook het jaartal! Dus ik vandaag het achterwiel eruit gehaald, en een van de cups eruit getikt.

1924! 😀 Daarmee de op twee na de oudste bekende transportfiets, dus daar ben ik heel blij mee 😉 Na jaren speuren en onderzoeken bleek het antwoord over de leeftijd van de fiets gewoon nog verborgen in de achternaaf te zitten!

Nu is de fiets alleen nog merkloos. Ik vermoed dat deze fiets door een kleine maker is gebouwd, en dat ik het merk nooit ga achterhalen. Maar in ieder geval fijn nu een duidelijke datering te hebben!

Hopelijk na de huidige crisis kan ik deze fiets weer eens mee laten rijden met leuke toertochten.

Jeroen

Kestein uit 1935 van Abram, deel 1

Aangezien Abram al een EAK Kestein letter kettingwiel had bemachtigd (zie Fran-kestein blijkt Gazelle uit 1926!), ging hij op zoek naar een Kestein transportfiets, en vond deze ook nog!

Zie de kenmerkende nokken en lugs op de voor- en achtervork, zoals ook hier te zien. Juncker had die ook, maar Juncker modellen hiermee hebben een doorlopende balhoofdbuis, en Kestein niet. Wel typisch dat de spatbordstangen er niet aan vast zitten. Blijkbaar zijn de spatborden en stangen al eens vervangen, door langere exemplaren die voor op de as bedoelt zijn (en dus te lang voor op de lugs).

Erjeka zadel:

Doortrapper achternaaf:

Het framenummer is 40353:

Het framenummer is ook nog eens een bevestiging dat dit geen Juncker is (die hebben een framenummer van 4 cijfers en een letter).

De achternaaf is een Fichel & Sachs doortrapper. Deze is helaas stuk, maar kon aan de hand van de cups wel gedateerd worden tot 1935 (as en conussen waren niet meer origineel, dus daarop geen jaartal), waardoor de leeftijd van de fiets dus ook bekend is (en wat ik vrij spoedig ook gaat checken bij mijn jaren ’20 fiets!):

Toevallig had Abram snel een vervangende naaf gevonden (hoe hij dat doet, geen idee, ik vind ze vrijwel niet!:)):

De EAK Kestein crank uit 1931, afkomstig van de Fran-kestein, is inmiddels ook gerestaureerd. Voor het lassen:

En na het opnieuw vastlassen van het kettingblad:

Nog onbekend of die zwart gelakt of vernikkeld gaat worden.