Fichtel & Sachs Torpedo Ho. (transport) uit 1938

Zojuist heb ik een transportfiets versie van een Torpedo naaf kunnen aanschaffen. Wat maakt deze nou anders dan de gewone? Dat is met name de breedte, waardoor de kettinglijn wat verder naar buiten ligt. Bij een normale Torpedo naaf ligt de kettinglijn op 38 of 41mm uit het midden, afhankelijk van hoe je het tandwiel monteert. Bij de transport versie is dat 45mm. Doordat de trapas van een transportfiets langer is, ligt de kettinglijn ook wat verder naar buiten. Om te zorgen dat het kettingblad en tandwiel goed uitlijnen, is dus een bredere achternaaf nodig (of een offset tandwiel). De meeste transportfietsen werden echter met normale breedte Torpedo naven uitgevoerd, waardoor de ketting dus iets scheef loopt. Maar zo nu en dan werd ook de bredere variant toegepast.

Verschil tussen een normale (boven) en transport Torpedo (onder)

P.s. beide naven hebben 3mm spaakgaten, dus er passen spaken tot dikte 12 in (2,65mm, altijd 0,3mm ruimte nodig). De grootte van die gaten wisselt ook per naaf, dus daar moet je ook goed op letten.

De transportversie is gemarkeerd met “Ho.”. Latere exemplaren werden gemarkeerd met “Tr. T”, zie voorbeeld.

De inbouwbreedte van de transport versie is 115mm, de normale 108mm. De meeste onderdelen zijn hetzelfde, behalve de remmantel, de as en de huls die langer zijn. Op de remhevel staat ook “Ho. “, maar ik zie geen verschil met een normale remhevel.

Van deze naaf ga ik een keer een wiel bouwen, om uit te proberen wat ik merk kwa verschil.

De naaf in onderdelen, met jaartal markeringen (remmantel en drijfkop zijn ooit vervangen):

Jeroen

Transportfiets van Jeroen uit 1924

Eindelijk heb ik een directe datering van mijn jaren ’20 transportfiets: 1924! Aangezien deze nog niet hier op de site staat, maar alleen op mijn blog, gelijk maar een artikel plaatsen 🙂

De fiets kocht ik in 2016. Inmiddels heb ik er meerdere toeren mee gereden, en de fiets al vaak genoeg over gesproken, dus het is een welbekend exemplaar.

Toen ik hem op marktplaats vond, had ik al het vermoeden dat het een vroeg exemplaar kon zijn aan de hand van de voordrager en de ingesoldeerde achterpadden. Die fiets had ik gekocht bij een antiek & curiosa handelaar in Ameide. Volgens de verkoper kwam deze fiets van een slager vandaan uit Middelbeers (slager nog niet kunnen traceren).

Onderweg uit Ameide

Mijn plan was toen om de 60km terug te fietsen op deze fiets nadat ik hem had opgehaald. Ik kwam halverwege, toen ging er iets mis in de achternaaf: meerdere kogels waren tot gruis vermaald. Gelukkig gebeurde dat vlakbij een treinstation, dus met de fiets in de trein verder naar huis.

De fiets bleek al eens gerestaureerd te zijn. Hij was geheel in de zinkverf gezet, en daar een dun laagje zwart over. Die zinkverf oxideerde door de zwarte lak heen, wat niet erg fraai was. Maar de fiets kwam wel heel makkelijk uit elkaar.

De fiets thuis voor enig werk eraan

De fiets had ik geheel uit elkaar gehaald, om alles te inspecteren, maar ook op zoek naar aanwijzingen voor datering en merk. Ik heb de fiets zeer behoudend gerestaureerd, ook met de nieuwere onderdelen erop gelaten. De fiets na mijn restauratie kort na de aanschaf:

Knoop zadel

De achterdrager en het kettingscherm zijn uit ongeveer de jaren ’50. De bel is verchroomd en ook het opstapje op de achternaaf en de zadelpen. Die zijn allen dus nieuwer. Gezien het pokdalige frame, heeft de fiets voor de vorige restauratie lang buiten staan roesten. Daarom verwacht ik dat ook de spatborden en het zadel niet origineel zijn. Ook het crankstel (kettingblad met 5 puntige ster) is te nieuw voor de fiets. De velgen hebben hetzelfde pokdalige oppervlak als de fiets, en de naven passen goed bij de rest van de fiets kwa leeftijd, dus die zijn vrij zeker origineel (er zitten wel nieuwe spaken in).

Het belangrijkste wat ik zelf heb toegevoegd zijn de vernikkelde Union transportpedalen, en zelfgemaakte houten handvatten. En de conussen in de naven heb ik vervangen, want die waren er heel slecht aan toe. En er zitten nu Vredestein Retro banden op. Verder zit alles er nog op als toen ik hem kocht.

De voordrager komt voor in prijscouranten van Velleman & Verdoner (Magneet) uit 1923 (en 1925, maar toen had Magneet al het latere model transportfiets dus toen was die afbeelding verouderd), Karel Cremers uit 1926 en A. Druyf uit 1925. Het is een van de eerste modellen echte zware voordragers.

Aan het frame zitten verschillende typerende kenmerken, zoals de ingesoldeerde achterpadden, D-vormige achtervorkbuis en een trapashuis voor BSA type trapas, waarbij de cups aan de voorzijde met spieën worden vastgezet. Ik ken tot nu toe maar twee andere transportfietsen (no. 1 & no. 2) met zo’n trapashuis.

Ingesoldeerde achterpadden
Onderste balhoofd lugs twee afzonderlijke lugs
Trapashuis, met spieën aan de voorzijde om de cups te borgen
Voorbeeld van de borgspieën (NOS)

Apart is dat de framebuizen te ver het trapashuis in steken, waardoor er ook schroefdraad op getapt is:

Op de onderkant van het trapashuis staat een B:

Dit model trapashuis werd o.a. gemaakt door Brampton, zie advertentie uit 1921.

Op het frame was helaas geen framenummer te bekennen, zowel op de zadellug als de achterpadden.

Op de trapas staat G.G., en de cups zijn verschillend, een van Bayliss Wiley en de ander van JHG (Gerkinet):

Het balhoofdlager was ook van een interessant model. Inmiddels ken ik die uit de folder van A. Druyf uit 1925. Dit model balhoofd is nog vrij lang daarna gebruikt, door Empo in ieder geval tot begin jaren ’40.

De eerste echte duidelijk aanwijzing voor datering was de achternaaf. Het is een doortrapper van Fichtel & Sachs. Het logo is nog het arend logo zonder cirkels eromheen. Dat maakt hem van 1929 of eerder.

Die naaf is heel lang een van mijn belangrijkste knooppunten geweest voor de datering van de fiets. Wat ik toen nog niet wist dat al die tijd het jaartal erin verborgen stond. Het was mij al bekend dat Fichtel & Sachs het jaartal op de conussen en as insloegen. Maar die waren niet origineel meer. Dus jaren lang had ik geen direct jaartal om aan de fiets te koppelen, maar ergens tussen ongeveer 1924 en 1929.

Toen vond Abram de oplossing: op de cups van de doortrapnaven van Fichtel & Sachs staat ook het jaartal! Dus ik vandaag het achterwiel eruit gehaald, en een van de cups eruit getikt.

1924! 😀 Daarmee de op twee na de oudste bekende transportfiets, dus daar ben ik heel blij mee 😉 Na jaren speuren en onderzoeken bleek het antwoord over de leeftijd van de fiets gewoon nog verborgen in de achternaaf te zitten!

Nu is de fiets alleen nog merkloos. Ik vermoed dat deze fiets door een kleine maker is gebouwd, en dat ik het merk nooit ga achterhalen. Maar in ieder geval fijn nu een duidelijke datering te hebben!

Hopelijk na de huidige crisis kan ik deze fiets weer eens mee laten rijden met leuke toertochten.

Jeroen

Kestein uit 1935 van Abram, deel 1

Aangezien Abram al een EAK Kestein letter kettingwiel had bemachtigd (zie Fran-kestein blijkt Gazelle uit 1926!), ging hij op zoek naar een Kestein transportfiets, en vond deze ook nog!

Zie de kenmerkende nokken en lugs op de voor- en achtervork, zoals ook hier te zien. Juncker had die ook, maar Juncker modellen hiermee hebben een doorlopende balhoofdbuis, en Kestein niet. Wel typisch dat de spatbordstangen er niet aan vast zitten. Blijkbaar zijn de spatborden en stangen al eens vervangen, door langere exemplaren die voor op de as bedoelt zijn (en dus te lang voor op de lugs).

Erjeka zadel:

Doortrapper achternaaf:

Het framenummer is 40353:

Het framenummer is ook nog eens een bevestiging dat dit geen Juncker is (die hebben een framenummer van 4 cijfers en een letter).

De achternaaf is een Fichel & Sachs doortrapper. Deze is helaas stuk, maar kon aan de hand van de cups wel gedateerd worden tot 1935 (as en conussen waren niet meer origineel, dus daarop geen jaartal), waardoor de leeftijd van de fiets dus ook bekend is (en wat ik vrij spoedig ook gaat checken bij mijn jaren ’20 fiets!):

Toevallig had Abram snel een vervangende naaf gevonden (hoe hij dat doet, geen idee, ik vind ze vrijwel niet!:)):

De EAK Kestein crank uit 1931, afkomstig van de Fran-kestein, is inmiddels ook gerestaureerd. Voor het lassen:

En na het opnieuw vastlassen van het kettingblad:

Nog onbekend of die zwart gelakt of vernikkeld gaat worden.

Doortrapnaven

Bij doortrapnaven zit het tandwiel vast op de naaf, waardoor de cranks altijd meedraaien met het wiel. Dus geen rem en geen vrijwiel. Veel transportfietsen tot in de jaren ’50 waren uitgevoerd als doortrapper, gewoonweg omdat dat veel goedkoper was. Zo’n doortrapnaaf kostte f1,00 a f1,50, terwijl een Fichtel & Sachs Torpedo remnaaf zo’n f6,00 kostte in de jaren dertig. Een komplete transportfiets was toen zo’n f70,00, dus dat was een aanzienlijk deel van de totale kosten. Dat verschil in kosten is niet zo vreemd, als je het aantal onderdelen vergelijkt. Een doortrapnaaf is niet meer dan een voornaaf met draad en een borgring.

Er waren verschillende modellen doortrapnaven. In mijn verzameling heb ik een aantal vernikkelde exemplaren van het Duitse buisvormige model.

De naven zijn van boven naar onder:
– een ongemerkte toerfiets model
– een Fichtel & Sachs toerfiets model uit 1934
– een Fichtel & Sachs transport model uit 1929

Wat maakt de onderste nou een transportmodel? Dat is de kettinglijn. Die is gemeten tussen het midden van de naaf, en het midden van het tandwiel. Bij toerfietsen is dat 38mm, en bij transportfietsen ongeveer 44mm.

Omdat bij transportfietsen de trapas langer is, moest de naaf breder zijn uitgevoerd, zodat het kettingwiel en achtertandwiel zich in het zelfde vlak bevinden, en de ketting dus recht loopt. Dit was overigens bij transportfietsen met remnaven vaak niet het geval, aangezien daar meestal gewoon een toerfiets model remnaaf werd geinstalleerd. Daar loopt de ketting dus iets minder vloeiend.

Naast het verschil in kettinglijn zijn er eigenlijk geen duidelijke verschillen. De spaakgaten bij de Fichtel & Sachs toer en transport zijn beide 2,3mm (bij de onbekende toer 3,0mm), de assen zijn even dik en de inbouwbreedte zit ook geen eenduidigheid in:
– de onbekende toer: 122mm
– Fichtel & Sachs toer: 107mm
– Fichtel & Sachs transport: 114mm
Wel staan de spaakflenzen bij het transport model iets verder uit elkaar, namelijk 58mm t.o.v. 54mm bij het toerfiets model.

Een manier waarop je snel een toer of transport model herkend is de afstand tussen de spaakflens, en de flens waar het tandwiel tegen aan rust. Die is bij de transportversie zichtbaar groter:

Een reden waarom ik speciaal ook zoek naar bestaande Fichtel & Sachs doortrapnaven is om te kijken of je ze kunt dateren. Dat kan heel goed, mits de originele conussen en assen er nog in zitten. Fichtel & Sachs sloeg daar namelijk het jaartal in.

Bij mijn jaren ’20 transportfiets waren de as en conussen helaas ooit al vervangen, dus ik hoopte dat aan de hand van de stijl van het arend logo de naaf dateerbaar zou zijn. Bij Torpedo naven veranderde die namelijk minstens eens per jaar tot in 1929 het logo kwam met dubbele cirkels om de arend, zoals ook bij het toer model uit 1934:

Tot die tijd werd minstens eens per jaar bij Torpedo naven de stempel opnieuw gemaakt vanwege de verandering van het jaartal, of andere delen van de tekst. En blijkbaar was de exacte stijl van de arend niet belangrijk, want die veranderde met iedere nieuwe stempel. Zie hier wat voorbeelden op Torpedo remnaven (van links naar rechts 1909/1910, 1915, 1924, 1928):

Let vooral ook op de rangschikking van de veren. Torpedo naven zijn makkelijk te dateren, omdat ook op de huls het jaartal staat ingeslagen (en ook de meeste interne onderdelen).

Mijn eerste gedachte was dat bij een logo zonder cirkels, de naaf in ieder geval zeker van voor 1929 moest zijn. Helaas blijkt dat niet te kloppen voor doortrapnaven, aangezien het arend logo zonder cirkels dus ook op de doortrapnaaf uit 1929 staat. Dan heb ik ook nog geen exact eind jaar voor dat logo. Behalve in ieder geval zeker voor 1934, want de toer naaf heeft wel het nieuwe logo.

De stijl van de arend is op de naaf uit 1929 identiek aan die op mijn transportfiets. Of en wanneer die precies veranderde is niet bekend. Op afbeeldingen van folders uit de jaren ’10 zie je duidelijk een andere stijl arend. Ik heb de stijl van de arend op veel Torpedo naven vergelijken, en de arend op de doortrapnaaf lijkt kwa stijl het meest op de arend bij Torpedo naven vanaf 1924. Van 1924 zijn overigens meerder varianten logo’s op Torpedo naven, de bovenstaande is een van de andere. Zie meer voorbeelden op Scheunenfun.de.

De arend op de doortrapnaaf uit 1929:

En die op de doortrapnaaf van mijn jaren ’20 transportfiets is identiek:

Dus zo’n naaf op basis van de stijl van de arend alleen zou ik nu dateren tussen 1924 en 1929, mogelijk nog iets later. En daarmee is de datering van mijn jaren ’20 transportfiets helaas wat ruimer geworden. Mocht iemand nog Fichtel & Sachs doortrap- of voornaven uit de periode 1930 – 1933 hebben, dan hoor ik het graag welk logo erop zit. En ook van oudere naven. Ieder gedateerd exemplaar kan weer helpen om nauwkeuriger te dateren aan de hand van deze naven.

Nog een foto van de naaf kompleet met tandwiel en bijgevoegd opstapje:

P.s. helaas bij het maken van deze foto kwam ik er achter dat deze naaf niet bruikbaar is. Er zit een andere, kleinere maat schroefdraad op, waardoor de tandwielen niet vast gezet kunnen worden. Normaal is dat 34,9mm, maar bij deze 33,5mm. Het lijkt erop dat er een nieuwe, kleinere schroefdraad op getapt is. Wie een oplossing weet om deze naaf ooit bruikbaar te maken, ik hoor het graag!

Jeroen